Natuurlijk raak je geïmponeerd door het ruige landschap met Scandinavische zwerfstenen. De indrukwekkende bergen en golvende zandverstuivingen herinneren je voortdurend aan het feit dat wij – mensen – slechts passanten zijn.
Natuurlijk raak je geïmponeerd door het ruige landschap met Scandinavische zwerfstenen. De indrukwekkende bergen en golvende zandverstuivingen herinneren je voortdurend aan het feit dat wij – mensen – slechts passanten zijn.
De eindeloze vergezichten over de heide doen zwijmelen. Grillig gevormde jeneverbessen geven het landschap een surrealistisch tintje terwijl eeuwenoude bomen vanzelf je aandacht opeisen. Dat verwondering niet altijd groots hoeft te zijn, ontdek je als je naar beneden kijkt. Daar schuilt het klein geluk: Nietige, kleurrijke plantjes. Kwetsbaar maar zo mooi en soms zelfs zeldzaam. De kans is groot dat je een van onderstaande ‘kanjers van de Sallandse Heuvelrug’ – want dat zijn het – tegenkomt.
Een prachtig plantje dat graag groeit op zure bodems waar nauwelijks kalk in zit. Omdat kalk nodig is voor een stevig skelet, is dat waarschijnlijk de reden dat herders en boeren het lelieachtige plantje de naam beenbreek gaven. Hun schapen graasden op plekken waar ze te weinig calcium binnen kregen en dus makkelijk botbreuken opliepen. Beenbreek is tegenwoordig zeldzaam en bloeit uitbundig geel in juli en augustus.
Klein warkruid bestaat uit woekerende ragdunne rode stengeltjes. De rode kleur verraadt al dat de plant nauwelijks bladgroen heeft en dus zelf geen voedsel aanmaakt. Dus steelt hij dat van de nog jonge struikheide. De draadjes hechten zich geraffineerd aan de heide en zuigen de voeding op. En dan gaat het snel: het kruid blijft zich vertakken totdat het helemaal in elkaar verward raakt. Wanneer dat ophoudt? Pas als de struikheide volgroeid is. Kleinwarkruid, ook wel duivelsnaaigaren genoemd, houdt namelijk alleen van jonge, sappige heide.
Prachtig blauw zijn ze. Soms donker, soms wat lichter maar het ‘rozen zijn rood, violen zijn blauw… ‘gaat voor deze soort altijd op. Ze houden van vrij arme grond en kwamen ooit in heel Nederland voor. Door het bemesten zie je ze steeds minder. Ze staan, ieniemienie als ze zijn, soms in hun eentje maar meestal in groepjes langs de paden. Wist je dat violen hun naam danken aan de violette kleur? En dat ze net als rozen als symbool van liefde worden beschouwd?
Op het eerste gezicht lijkt dit fotogenieke plantje de onschuld zelve. Maar wee het insect dat zich laat verleiden door de onschuldig ogende dauwachtige druppels. Als ze die aanraken, blijven ze zonder pardon plakken. Vervolgens rolt het blad zich geraffineerd om de prooi heen om 'm vervolgens te verteren. Een echte carnivoor dus. Hij moet wel want hij kan zijn voedsel niet uit de grond halen. Zonnedauw is overigens volstrekt ongevaarlijk voor mensen: hij bijt niet en is op zijn manier, alleen maar mooi.
De grondster zwerft het liefst langs zandwegen op de heide. Hij spreidt, als hij de ruimte krijgt, zich lui uit over de grond. Vooral als hij bloeit kun je hem niet missen. Takken vol met kleine witte bloemetjes gaan slordig alle kanten uit. De stengels zijn meestal rood en de blaadjes kunnen van groen naar rood verkleuren. Grondster kan wel een halve meter groot worden en wordt helaas steeds zeldzamer.
Bertine Kleinjan is geboren en getogen in Oldenzaal. Ze houdt van zeilvakanties en gaat graag op pad met hun oranje camperbusje maar duikt minstens één week per jaar onder in het prachtige Springendal of op de Sallandse Heuvelrug.